190 30 November 1889. De heer Heijlaerts wijst op de gelegenheidwelke er bestaat om den urinoir aan den ingang van het Valkenberg terug te brengen. Zedekwetsend noemt spreker het, dat de om heining aan de urinoirs, waarop alle mogelijke prenten bevestigd worden, als aanplakborden worden gebezigd. De samenstelling der urinoirs maakt het voorts mogelijk, dat, tijdens er gebruik van gemaakt wordt, kinderen er onder doorkruipen. Dit heeft er toe geleid om het onderhavige punt in het rapport te bespreken. De voorzitter, na te hebben opgemerkt dat de toestand reeds jaren zoo geweest isbrengt in hoofde lijke stemming, of de urinoirs verder als aanplak borden zullen gebezigd worden, waarvan de uitslag is dat met algemeene stemmen, uitgezonderd die van den heer Vreede, die nochtans den urinoir zelf aan den ingang van het Valkenberg wenscht opgeruimd te zien, besloten wordt de urinoirs niet meer als aanplakborden te doen gebruiken. De heer Van Hal geeft, naar aanleiding van dit besluit, in overweging, tijdig uit te zien naar andere gelegenheid tot publiceering. De voorzitter doet daaromtrent toezegging. De heer Klep oppert het denkbeeldof het niet wenschelijk zou zijn, aan het Valkenberg een aanplakbord te plaatsen en de ruimte te verhuren. De voorzitter meent, dat het dan een soort belasting wordt. De heer Klep ziet dit niet in, daar een-ieder volkomen vrij is. De heer Vreede herinnert dat dit punt meermalen in den raad besproken, doch niet goedgekeurd is. Enkele leden opperen twijfel daaromtrent, waarop de voorzitter te kennen geeft, dat hij niet kan ingaan op het voorstel van den heer Klep. De heer Nelissen is van oordeel, dat het hier geldt ge bruik maken van gemeente-eigendommaar niet het scheppen eener belasting.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1889 | | pagina 190