30 November 1889.
193
Wat de aanschaffing eener verplaatsbare muziektent be
treft zegt de voorzitter ook dit achten burgemeester
en wethouders wenschelijk.
De heer Van Mierlo zou het niet ondoelmatig achten
ƒ16.000 uit te trekken in de begrooting, op welk bedrag
in het ééne geval de bouwkosten van het paviljoen met
veranda geraamd worden.
Daarvan kan geen spraak zijn meent de heer Rombouts.
Er is nog niets beslist, terwijl de gelden bij leening moeten
verkregen worden. Spreker wenscht dat de raad zich aan
niets binde en vrij blijve.
De voorzitter is het met deze zienswijze eens.
Ook de heer De Booy kan met dit gevoelen wel méégaan;
maar inmiddels zegt spreker blijft het paviljoen weer
een jaar langer in denzelfden toestandwaarop de voor
zitter te kennen geeft, dat dit afhankelijk is van den loop
der zaak, terwijl hij er overigens geen bezwaar in ziet, om
desnoods het paviljoen nog voor een jaar te verhuren.
Ten slotte wordt besloten de voorgestelde f 10.000
niet op de begrooting uit te trekken.
Hoofdstuk III, art. Qh. In ééne sectie werd gevraagd een
terrein aan de gemeente behoorendeb. v. bij de Inundatiesluis
te omrasteren en dan geheel of gedeeltelijk te verhuren of te
verpachten voor het plaatsen en bergen van bouwmaterialen.
Op die wijze zouden de handelaars in bouwmaterialen gebaat
zijn, het terrein productief gemaakt worden en er een einde
komen aan het stukrijden van sommige straten en het vernielen
van taluds der Singelgracht.
De voorzitter kan niet aanraden dit voorstel goed te keuren
want langs dien weg zou de losplaats komen in handen
van particulieren.
De heer Klep zegt, dat dit punt is ter sprake gekomen
in de sectie waarvan hij lid was en somt redenen op, die
hem voorstander daarvan doen zijn. De mededinging kan
algemeen zijn en dus ook van metselaars uit naburige ge-