194 30 November 1889. meenten. Kan zich nu de gemeente zegt spreker daardoor eene bate verzekeren, dan is dat gewenscht voor de gemeente, terwijl de verhuring tevens goed is voor de belanghebbenden. De voorzitter verklaart niet te kunnen meegaan met het denkbeeld om den grond te verhuren en alzoo de losplaats in andere handen over te brengen. Dan zou hij eerder voorstaan, om eene bepaalde retributie te vorderen per vierkanten meter. De heer Van Mierlo is van oordeel, dat het gevoelen van den voorzitter aanbeveling verdient. Er zou.zegt spreker eene verordening kunnen gemaakt wordenwaarin de som bepaald wordt voor het gebruik van den grond per meter, terwijl dan ook op andere plaatsen de grond niet zoo ge- emcombreerd zal worden. De voorzitter wijst op de gevallen, waarin steenen worden opgeslagenb. v. nu men aan 't verbouwen is van het Liefdegesticht. De heer Klep zegt, dat hij niet die gevallen op het oog heeft, maar kooplui in bouwmaterialen bedoelt. De heer Heijlaerts is het volkomen eens met den voor zitter. De stad moet meester blijven van den grond. Toch moet spreker erop wijzen, hoe op sommige plaatsen, b. v. nabij de brug in het verlengde van den Haagdijk, de Wil lemstraat e. a.de weg stuk gereden isdaar ten minste zou hij geene losplaats wenschen te zien aangewezen. De voorzitter meent dat niet belet kan worden, dat steenen worden aangevoerd, terwijl voor de plaatsing steeds verlof verleend wordt. De heer Rombouts doet zich kennen als het raadslid, door wien het denkbeeld in de sectie-vergadering is geopperd. Spreker acht eene losplaats van groot belang van hendie bouwmaterialen te bergen hebben. De omzet heeft plaats met eene kleine winst, maar daarom te meer is het ge wenscht voor de neringdoenden de materialen voortdurend te kunnen plaatsen. In Rotterdam b. v. zegt spreker betaalt men de eerste week niets, de tweede iets en ver-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1889 | | pagina 194