196 30 November 1889. Hoofdstuk III, art. 6a. In dezelfde sectie stelde men voor den buitensingelloopende van de brug over de Singelgracht (Waterpoort) tot aan de mestvaalt, te bestraten, daar de grintweg daar ter plaatse zeer slecht is. Dat werk intusschen over enkele jaren te verdeelen, doch zulks zoo spoedig mogelijk te doen uitvoeren tot zooverre er huizen staan, die aaneen- gebouwd zijn. De voorzitter meent, dat die weg nog al in goeden toe stand verkeert. De heer Klep moet dit beslist tegenspreken. Bij regen achtige weersgesteldheid zegt spreker is de weg niet begaanbaar. De heer Van Mierlo verklaart niet tegen de bestrating van den bedoelden weg te zijn, maar acht het voorstel praematuur, met het oog op den aanleg van den stoomtram dien spreker eerst wenscht af te wachten. Daartegen doet de heer Klep opmerken, dat het de bedoeling van het gemeentebestuur is, den stoomtram den weg te doen nemen langs de nieuwe straat, waartoe, bij ruiling, terrein aan de gemeente is afgestaan. De heer Van Mierlo antwoordt, dat niet bepaald is, welke weg de stoomtram nemen zal. Spreker blijft dan ook van meening, dat de tijd niet gekomen is om tot de bestrating van den aangeduiden weg over te gaan. De voorzitter wenscht ook met het werk te wachten te meer, dewijl er nog eene nieuwe brug gemaakt en de concessie in andere handen overgedragen moet worden. De heer Klep beveelt dan ten minste aan, den weg te rioleeren en van trottoirs te voorzien tot zoover eene ge regelde rij huizen gebouwd is. De heer Rombouts ondersteunt den heer Klep en meent bij burgemeester en wethouders te moeten aandringen om spoed te betrachten. De afwatering ter besproken plaatse zegt spreker is slecht en, bij gebreke van een ander afvoermiddelwordt alle overtollig water door de bewoners op den weg uitgestort. De heer Guljé wenscht voor te stellen Hoofdstuk III, art. 6b met 500 te verhoogen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1889 | | pagina 196