30 November 1889.
199
ondernemingen goede zaken gepaard gaan met goede be
taling. Daarom wenscht hij ook den directeur der gasfabriek
wien lof gegeven wordt door de commissie, goed te be
zoldigen. Spreker acht de wedde van f 2400, die de
directeur thans geniet, te gering.
De heer De Booy geeft in overweging te beslissen over
eenkomstig het voorstel van de commissie, en zulks als
satisfactie te meer voor den directeur, die met het gedane
voorstel niet bekend is.
De heer Nelissen stelt voor aan den directeur der gas
fabriek toe te kennen eene gratificatie van 1000, als
erkenning zijner verdiensten by den verbouw der fabriek.
Thans acht spreker het niet de geschikte tijd in te gaan
op het voorstel der commissie; thans niet, nu het uitzicht
bestaat dat de directeur der gasfabriek tevens zal worden
de directeur der waterleiding.
De heer Klep doet opmerken, dat in het algemeen
fabrieken niet kunnen vergeleken worden met administratieve
lichamen. De goede gang eener fabriek hangt geheel af
van den Directeur. Voor zich als fabrikant staat hij eene
hooge bezoldiging voor van goede krachten. Spreker gelooft
dat als nu aan den directeur eene personeele jaarlijksche
toelage van 500 wordt toegekend, men daardoor niet ge
komen is aan de grens zijner bezoldiging, als later met
zijne tegenwoordige betrekking die van directeur der water
leiding zou verbonden worden.
De voorzitter stelt voor tot stemming over te gaan.
Alsnu ontstaat eenige discussie over de vraag, of niet
het voorstel van den heer Nelissen aan dat der commissie
moet voorafgaan.
De voorzitter licht die vraag toe, waarna wordt overge
gaan tot stemming over het bovenbedoelde voorstel der
commissie, dat geacht is geworden de verste strekking te
hebben.
De uitslag daarvan is, dat het wordt aangenomen
met 9 tegen 7 stemmen,