12 Januari 1889.
19
Daartégen de heeren: Guljé, Marijnen, Backer, Pels
Rijcken, Smits, Van Mierlo, Van Aken en de voorzitter.
Alsnu stelt de voorzitter het onderwerp aan de orde.
De heer Nelissen treedt in eene breedvoerige beschouwing
der financieele resultaten. De school levert jaarlijks een te
kort op van ƒ800, zijnde bij de uitgaven tevens berekend
bouw- en onderhoudskosten. Volgens burgemeester en wet
houders zou door de wijziging der schoolgelden eene meer
dere opbrengst verkregen worden van ƒ1600, maar dan
zou een overschot ontstaandat in strijd is met de wet
omdat niets mag gevorderd worden boven den kostenden
prijs der diensten welke de gemeente levertm. a. w.de
wet laat niet meer dan eenvoudig dekking der kosten van
het schoolgeld toe. Nu treedt het schooltoezicht op met
een correctief en brengt voor elk kind boven het eerst
schoolgaande of het verstgevorderde het schoolgeld op de
helft. Daardoor krimpt de meerdere opbrengst van ƒ1600
in tot op ƒ600, zoodat er nog een tekort is van ƒ200.
Maar was het eerste cijfer van ƒ1600 te hoog: het school
geld thans voor één schoolgaand kind is mede nog te hoog.
De reductie mag niet drukken op een ander individu. Het
eerste kind betaalt te veel, en spreker is dan ook van
meening, dat het voorstel, hoe gaarne hij het ook zou
zien aangenomen, in strijd is met de wet.
Hij stelt mitsdien als amendement voor, om het nieuwe
tarief eerst in te voeren, als de nieuwe meisjesschool zal
zijn opgericht, ten gevolge waarvan de school, naar be
rekening, een tekort zal opleveren van ƒ2800.
De heer Rombouts, ofschoon zich met dit amendement
wel kunnende vereenigenmeent toch het aannemen van
het voorstel te mogen aanbevelen. Het tegenwoordige
voorstel beoogt niet zoozeerals vroegereene verhooging
dan wel eene betere verdeeling der schoolgelden. Die betere
verdeeling toont spreker aan door onderscheidene voor
beelden, ontleend aan de schoolstaten van Januari 1888.
Zoo zouden o. a. zes kinderendie onder het vigeerende
tarief ƒ168 betalen, volgens het nieuwe tarief niet meer