212
4 December 1889.
De voorzitter zegt, dat die personeele toelage reeds vroe
ger toegekend is aan den concierge aan de hoogere burger
school. Gaarne erkent de voorzitter, dat toen hem de vraag
gesteld werd in zijne afdeeling, het antwoord hem niet aan
stonds te binnen viel.
En wat de verhooging der jaarwedden met f 100 betreft,
dat is, evenals bij het lager onderwijs, verbonden aan eene
benoeming, welke geschied is nadat de begrooting reeds ont
worpen was.
Hoofdstuk VI, afd. 2, art. 3. In ééne sectie werd geklaagd
over de geneeskundige armenverzorging. Tot verbetering in deze
en tot het doen ophouden der vele klachten van wege behoeftigen
aan verschillende raadsleden gedaanmeende men den burge
meester opmerkzaam te moeten maken, dat de door ZEA. ver
leende vergunning tot het behandelen van arme patiënten in het
stedelijk ziekenhuis geheel in strijd is met het reglement
voor die inrichting. Een spoedig intrekken ware dus gewenscht.
De voorzitter zegt, dat op dit punt de burgemeester zich
persoonlijk te verdedigen heeft. Als hij zich wel herinnert,
dan was het tijdens Dr. Lugt nog armendoctor was, dat
hij op eene hem gedane vraag heeft toegestaan, althans geen
bezwaar heeft gemaakt, dat loopende patiënten zich op eenig
uur vereenigen in het stedelijk ziekenhuis, ten einde aldaar
de verlangde geneeskundige hulp te bekomen. Moge de voor
zitter hierdoor geacht worden gezondigd te hebben, niet
overtuigd is hijdat in strijd met het reglement van het zie
kenhuis is gehandeld.
De heer Heijlaerts verklaart zich, als geneeskundige, liefst
niet met deze zaak in te laten, dewijl het dan eene persoon
lijke quaestie zou worden.
De heer Klep acht de verleende toestemming zeer nuttig
en staaft dit door voorbeelden, ontleend aan zijn eigen
fabriekspersoneel.
Den heer De Booy komt het zonderling voor, dat men in
de sectie, waarvan men deel uitmaakt, eene grief ter sprake
brengt en later, als de zaak in openbare raadsvergadering