218 4 December 1889. zooals tegenwoordig gehandeld wordt, door den raad niet te doenen het dit jaar door raadsleden ondernomen werk was dan ook niet door te worstelen. Hebben burgemeester en wethouders zegt spreker het recht de kohieren op te maken, de raad heeft het recht ze af te keuren. Daarom wenscht hij den middelweg te bewandelen, nl. samen te werken bij het opmaken der kohieren. Mocht die samenwerking niet verlangd wordendan wenscht hij dat de kohieren ten behoeve van den raad zullen gedrukt wor den, zooals reeds vroeger door hem is voorgesteld en ook vroeger geschied is. Bij eene nu volgende woordenwisseling tusschen den voor zitter en den heer Nelissen, beweert laatstgenoemde, dat de kohieren ter visie liggenzoolang de raad wil. De voorzitter schetst de wijze, hoe het vroeger gegaan is met de nu weer verlangde tegenwoordigheid van de raads leden bij het opmaken der kohieren. Eerst kwamen tien leden en vervolgens al minder en minder, tot eindelijk alleen nu wijlen de heer De Cottignies overbleef. De heer Nelissen zegt, dat de laatste maal de oproeping der raadsleden op zijn verzoek is geschied, en de voorzitter toen heeft verklaard, dat de leden wel advies konden geven, maar geen stem in de zitting hadden uit te brengen. De voorzitter weet wel, dat vroeger de uitnoodiging ge schied is, maar de raadsleden verdwenen van lieverlede. De heer Heijlaerts noemt het kras gezegd van den heer Nelissen, dat zich in deze niet eene commissie uit den raad gevormd heeft Er zijn wel degelijk eenige raadsleden ge weest, die zich vrijwillig tot eene commissie hebben samen gesteld. Z. i. hadden ook andere leden daarbij moeten ge kend worden. De heer De Booy zegt, dat hij alweer twee zaken geleerd heeft: 1°. Hoe zich commissiën kunnen vormen, met voor bijgaan van andere ledenen 2°. dat de heer Heijlaerts weet te constateerendat er vele reclames tegen den hoofdelijken omslag zijn ingekomen. Spreker verklaart niets te weten, noch van door den raad gedane verhoogingen van aan-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1889 | | pagina 218