12 Januari 1889.
21
want niet minder dan 104 leerlingen zullen er door gebaat
worden.
Den heer Pels Rijcken komt het voor, dat de leden, die
het amendement zyn toegedaanzich ook met zijne ziens
wijze zullen moeten vereenigen; want het amendement
strekt om de werking van het nieuwe tarief uit te stellen
totdat de meisjesschool zal zijn opgericht. Spreker maakt
er een voorstel van om de zaak op te schorten.
De voorzitter vreest geen tegenspraak, dat er iets in de
lucht hangt nopens de herziening der schoolwet.
De heer Van Hal meent, dat het niet noodig zal zijn
den raad voor te lichten omtrent al de phasenwelke het
behandelde onderwerp doorloopen heeft. Alleen brengt hij
in herinnering, dat het oprichten eener meisjesschool
prsehistorisch is aan het voorstel. De zaak is van alle zijden
goed bezien en om nu daartegen te reageeren met zaken
die in de toekomst liggen, acht spreker wel een weinig
vreemd. Wanneer het getij verloopt zegt spreker
verzet men de bakens. Het in uitzicht stellen van ge
beurlijkheden acht hij niet afdoende. Het voorstel staat op
zich-zelf, en het dunkt hem wel, dat de zaak kan afge
daan wordenhetzij men er voor of tegen is.
De voorzitter moet den spreker opmerken, dat hij reageert
tegen het amendement van den heer Nelissen, en het uit
stellen der beslissing niet een voorstel van den voorzitter
is; alsmede, dat hij enkel zijne opinie heeft gezegd als
een gevolg van hetgeen in het midden is gebracht. Spreker
blijft het voorkomen, dat het beter is bij volle licht te
werken dan in de schemering die nu bestaat.
De heer De Booy verklaart niet mee te gaan met de
opinie van den heer Van Hal. Spreker zou wenschen de
zaak aan te houden, om inmiddels van de schoolcommissie,
die haar primitief advies gewijzigd heeft, een nieuw dege
lijk plan te verkrijgen.
De voorzitter is vóór verdaging, maar niet op den grond
door den vorigen spieker ontwikkeld. Spreker wenscht de
beslissing op le schortenniet enkel de uitvoering der zaak