4 December 1889.
223
Ministerie van Financiën, van 22 November 1889, met de
twee daarop tot bericht ontvangen brieven van den heer
ingenieur Schotel van 27 en 28 November 1889.
Nadat de heer Van Mierlo heeft te kennen gegeven, dat
de commissie, op verlangen van den raad, gaarne den
meesten spoed betracht heeft en nog den avond vóór deze
zitting is vergaderd geweest, leest ZEd. bovengenoemd rap
port voor, dat van den volgenden inhoud is:
»De commissie voornoemd heeft de stukken in hare verga-
»dering van gister overwogen en naar aanleiding van het slot
»van de missive van Z. E. den heer Minister van Financiën,
»den heer W. J. A. van Beusekom, rentmeester der staats-
«domeinen in het rentambt Breda, uitgenoodigd daarbij tegen-
«woordig te willen zijn, waaraan voornoemde heer welwillend
»heeft gevolg gegeven.
«Uit de stukken is aan de commissie gebleken, dat het
»aanbod tot erfpachtsgunning zich uitstrekt tot vijf meerdere
«perceelen dan de drie die zijn aangevraagdde drie aan-
»gevraagde perceelen zijn gemeente Oosterhout, sectie I,
»nis. 124, 136 en 138; de vijf meerder aangebodene de per-
«ceelen onder dezelfde gemeente, sectie I, nis. 137, 107
»en 178, en sectie K, nis. 833 en 834, de acht perceelen
«te zamen groot 66 hectaren.
«De meer aangebodene zijn gedeeltelijk wegen of kleine
«perceeltjes, die met de aangevraagde te zamen een geheel
«uitmaken.
«De heer rentmeester heelt ons de taxatie dier onder-
«scheidene perceelen vertoond, die met redenen omkleed
«door bevoegde deskundigen was opgemaakt.
«De commissie heeft ook geene bedenkingen tegen de
«vijf eerste voorwaarden: alleen de vijfde vereischt eenige
«verduidelijking.
«Volgens de tweede zinsnede van de derde voorwaarde
«toch mogen op de gronden geen werken worden aangelegd
«welke het betreden door de militairen bemoeilijken. Van
«dien regel worden uitgezonderd de gebouwen in den zuid
swesthoek van het perceel, sectie I, n°. 138, ten behoeve
«van de waterleiding te stellen.
