4 December 1889.
229
minder uitgestrekt terrein dan nu aangeboden wordtover
vloedig is. Spreker is het dan ook eens met den heer Van
Hal, dat het niet geoorloofd is nu weer tegen de zaak te
reageeren, terwijl naar zijn gevoelen het vergaderen met den
heer Schotel niet de gewenschte vrucht zal opleveren. Zonder
aan de kennis der raadsleden te kort te willen doen, schenkt
spreker in deze aan het advies van den heer Schotel de
voorkeur boven dat van een lid van den raad.
Wat is aan de orde vraagt spreker. Er is rapport
uitgebracht. Dat rapport komt ter visie, om overwogen te
worden door de raadsleden. Enkel dat rapport kan latei-
een punt van behandeling uitmaken, waarbij dan ieder zijne
bezwaren omtrent de voorwaarden kan te berde brengen.
Den heer De Booy komt het voor, dat men de geschiedenis
der waterleiding in een ander stadium tracht te brengen.
Bij de groote verantwoordelijkheid zegt spreker welke
de gemeente heeft tegenover het nageslacht, ondersteunt
hij het voorstel van den heer Rombouts, om de stukken
ter visie te leggen voor de leden.
De voorzitter is van meening, dat de zaak verkeerd wordt
ingezien en de quaestie zich bepaalt tot het bekomen van
grond voor prise d'eau, waartoe pogingen zijn aangewend.
Op de vraag des voorzitters, of dan verlangd wordt
dat de stukken ter visie zullen gelegd worden voor
de leden, wordt dienovereenkomstig met eenparig
goedvinden besloten.
Hierna sluit de voorzitter de vergadering.
De secretaris,
A. R. VERMEULEN.
De voorzitter,
DE MAN.