14 December 1889.
Tegenwoordig de heerenVan Hal, Backer, Heijlaerts
Vreede, Van Mierlo, Van Dam, Gijljé, Nelissen,
Rombouts, Smits, Pels Rijcken, De Booy, Van Dongen,
Klep en Van Aken.
Afwezig de heerenMr. E. de Man Ez. burgemeester
en C. J. Marijnen.
De heer Van Aken opent de vergadering en verklaart
tot zijn leedwezen te moeten kennisgeven, dat de burge
meester wegens ongesteldheid verhinderd is in deze ver
gadering tegenwoordig te zijn, tengevolge waarvan op hem,
als oudsten wethouder, weder de taak komt te rusten het
voorzitterschap waar te nemen. Spreker meent daarbij op
's raads weiwillenden steun en toegevend oordeel te mogen
vertrouwen.
J Daarna verzoekt de voorzitter /den secretaris voor te lezen
de notulen der vergadering van den 23sten November 1889.
Nadat deze hieraan voldaan heeft, vraagt en verkrijgt
de heer De Booy het woorddie zegt niet op te komen
tegen het relaas der notulen, maar naar aanleiding van
het hem door den voorzitter gegeven antwoord, dat het
zijn in dienst der gemeente van den deurwaarder der directe
belastingen is eene zaak tusschen den Minister en dien deur
waarder wenscht te vragen overlegging der briefwisse
ling omtrent dit puntgevoerd in November 188G door
burgemeester en wethouders met den Minister van Financiën.
19