16 Februari 1889.
Tegenwoordig de heeren: Smits, Pels Rijcken, De
Booy, Van Dongen, Klep, Van Hal, Marijnen, Guljé,
Van Aken, Van Mierlo, Van Dam, Rombouts, Backer,
Heijlaerts, Vreede en De Man, voorzitter.
Afwezig de heer Nelissen.
De voorzitter verzoekt den secretaris voor te lezen de
notulen der vergadering van den 12den Januari 1889.
Nadat hieraan voldaan is, vraagt de voorzitter, of ook
aanmerkingen zijn op de voorgelezen notulen.
De heer Van Mierlo acht het niet juist, dat hij over
schrijving van het kapitaal Kuijtenbrouwer zou verlangd
hebbenterwijl de heer Pels Rijcken moet opmerkendat
hij bij de behandeling van het onderwerp over het Dijkje
enkel kan gesproken hebben van vermeende rechten der ge
meente Breda op dat Dijkje.
Nadat besloten is in dien zin de notulen te wijzigen,
worden ze goedgekeurd en vastgesteld.
De voorzitter stelt aan de orde:
A. Ingekomen stukken
1°. Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
dato 24 Januari 1889, G, n°. 61/59, houdende goedkeuring
van het raadsbesluit van 12 Januari te voren, tot onder-
handsche verhuring van de perceelen in dat besluit nader
omschreven, aan de personen daarin vermeld en onder de
daarbij gestelde bepalingen, tegen 10 cent per centiare
's jaars.
3