14 December 1889.
243
dat daaraan noodzakelijk moet voorafgaan het verkrijgen
eener schets van het verlangde terrein.
De heer Pels Rijcken doet, naar aanleiding van het ge
sprokene door de heeren Rombouts en Van Mierlo het twee
ledige voorstel, dat de raad besluite:
ten eerstedat in overleg met den heer Schoteleen land
meter zal belast worden met het doen der vereischte uit-
bakening; en ten tweede, dat, nadat het terrein in kaart
zal gebracht zijn, de voorzitter der waterleidings-commissie
met den heer Schotel zich naar den Haag zullen begeven,
ten einde de zaak mondeling te bespreken.
De heer Guljé vermeent in herinnering te moeten bren
gen, dat de Minister, zooals uit diens schrijven blijkt, ver
langt, dat de besprekingen ter onderwerpelijke zake zullen
plaats hebben met den heer rentmeester Van Beusekom,
zoodat allereerst met dezen een onderhoud zal moeten plaats
hebben.
De heer Van Mierlo antwoordt, dat dit wel zal gevonden
worden, doch spreker wenscht, dat een lid van het dage-
lijksch bestuur de afgevaardigden vergezellen zal naar den
Haag.
De heer De Booy beveelt den raad aan den zekeren weg
te bewandelenhet betreurendedat de gelden aan den
proefput ten koste gelegd, verloren zijn. Tevens verklaart
spreker, dat het hem onbekend is, dat de commissie, aan
welke indertijd f 7000 is toegestaanrekening en verant
woording daarvan gedaan heeft. Het bezwaar door den heer
Guljé in het midden gebracht, namelijkdat eerst moet
gesproken worden met den heer Van Beusekom, wordt door
spreker gedeeld, die voorts verklaart het denkbeeld van den
heer Rombouts te ondersteunen, overtuigd als hij is, dat
eene mondelinge bespreking der zaak daaraan veel kracht
zal bijzetten.
De heer Van Mierloden vorigen spreker beantwoordende
zegt, dat burgemeester en wethouders wel weten hoedanig
gehandeld is met het crediet van f 7000, indertijd aan de
commissie toegestaan. De proefput zegt spreker is