32
16 Februari 1889.
15°. Adres van de heeren M. A. Kuijtenbrouwer, con
cessionaris voor den aan te leggen paardentramweg van af
de Markt te Breda, door deze gemeente in de richting naar
Prinsenhage, en Jonkheer A. van Lawick van Pabst van
Nijeveltburgemeester van Arnhemconcessionaris van een
stoomtramweg over den rijksweg van af de gemeentelijke
bestrating van Breda naar Prinsenhage, verleend bij
ministerieele beschikking van den löden November 1888,
n'. 140, verzoekende dat het dezen raad moge behagen
voormelde paardentramweg-concessie met het daarbij be-
hoorend en reeds gestorte waarborgkapitaal over te schrijven
ten name van laatstgenoemde, die verklaart de concessie
voorwaarden, gesteld aan eerstgenoemde, te kennen en te
aanvaarden.
Dit adres was vergezeld van een schrijven van den heer
M. A. Kuijtenbrouwer, dato 11 Februari 1889, waarbij
door hemnaar aanleiding van artikel 8 der voorwaarden
volgens welke hem bij raadsbesluit van 3 November 1888
concessie is verleend tot aanleg en exploitatie van een
paardentramweg van de Markt te Breda, in de richting
der gemeente Prinsenhage, worden aangeboden de bij dat
artikel bedoelde teekeningen, onder te kennen geven, dat
aangezien de concessie om den rijksweg naar Prinsenhage
te berijden in handen is van Jonkheer van Lawick van
Pabst van Nijevelt, door hem aan artikel 1 der bovenge
noemde voorwaarden niet kan voldaan worden.
De heer Smits geeft in overweging deze stukken te
stellen in handen der commissie voor de tramwegen.
De heer Van Mierlo wijst er opdat bij gunstige be
schikking op het adres de stoom- en paardentram in ééne
hand zullen zijn, dat niet ongewenscht is.
De voorzitter vraagt, of de raad besluiten kan de ge
vraagde overschrijving toe te staan.
Dienovereenkomstig wordt, zonder hoofdelijke om
vraag, besloten.