6 April 1889.
45
»de waterleiding het water uit de Bovenmark te ontleenen
f «zou zijn, doch na grondig onderzoek, door graven van een
«proefputgeeft hij de voorkeur aan het ontleenen van het
»water uit de heide, waartoe door hem worden aangewezen
«de perceelen sectie I, nos. 124, 136 en 138 der gemeente
»Oosterhout, van de zoogenaamde Setersche Heide, toebehoo-
s rende aan den Staat, groot circa 70 hectaren, alwaar door
«hem de proefput is aangelegd.
»Het nauwkeurig opgemaakt verslag van den ingenieur
«eindigt met eene bepaalde conclusie.
»Uwe commissie vereenigt zich volkomen met die conclusie
sen vermeent, dat die in het verslag helder en duidelijk
sdoor goede gronden en daarbij gevoegde bijlagen, becijfe-
sringen en teekeningen, gemotiveerd wordt.
«Volgens die conclusie staat vast, dat de prise d'eau, op
sgezegde perceelen te nemenaan den vrij algemeenen wensch
1 sen de zoo noodzakelijke behoefte van de gemeente zal vol-
sdoen en aan onze gemeente het noodige frissche, gezonde,
sheldere water zal opleveren.
sOm tot dit gewenscht doel te geraken, zal het nu in
sde eerste plaats noodig zijndat de gemeente tracht te
«verkrijgen den eigendom van de perceelen sectie I, n°8.124,
sl36 en 138, gemeente Oosterhout, toebehoorende aan den
sStaat.
«Burgemeester en wethouders hebben Zijne Excellentie
«den Minister van Financiën geadieerd over eigendomsver-
skrijging van gronden van den Staat voor den aanleg van
«eene waterleiding, en vergunning gevraagd tot het doen
«van grondboringen en het maken van een proefputwelk
«laatste door Zijne Excellentiebij missive van '16 Augustus
«1887, Afd. Domeinen, n°. 26, is toegestaan, onder te
«kennengeving, dat tegen den eigendomsafstand aan de
«gemeente bezwaren waren gemaakt door den Generaal-
«Majoor, Gouverneur der K. M; Academie, en deze bezwa-
«ren eerst uit den weg moesten geruimd zijn, en men zich
«met de militaire autoriteiten, ook den Kolonel-Comman-
«dant van het 6de regiment infanterie, zou moeten verstaan,
