11 Mei 1889.
Tegenwoordig de heeren: Guljé, Marijnen, Backer,
Van Hal, Klep, Van Dongen, De Booy, Pels Rijcken,
Smits, Rombouts, Van Dam, Van Mierlo, Vreede,
IIeijlaerts, Van Aken en De Man, voorzitter.
Afwezig de heer Nelissen.
De voorzitter opent de vergadering en neemt daarna het
woord.
Sedert onze laatste bijeenkomst zegt de voorzitter
is er reden tot groote blijdschap: Zijne Majesteit, onze
geëerbiedigde Koning, is van eene zware ziekte hersteld.
Naar de toebereidselendie worden gemaakt tot viering
van 's-Konings veertigjarige regeering, kan worden afgeme
ten hoezeer die dubbele gebeurtenis algemeen vreugde ver
wekt. Allen zijn wij overtuigd, dat het Huis van Oranje
voor Nederland groote beteekenis heeft, en genoeg is het
den Koning bekend, hoezeer Breda aan hét Vorstelijk Huis
gehecht is.
Dit woord besluit de voorzitter met een: Leve de Koning!
Maar gaat de voorzitter voort is er veel reden tot
blijdschap, daarentegen vervult ons weemoed bij de herinne
ring van het kortelings geleden verscheiden van den vice-
admiraal Pels Rijcken, die door bijzonderen band aan Breda
verbonden was. Immers hij stond aan het hoofd der Konink
lijke Marine toen deze in ons midden vertoefde. Bovendien
maakte hij zich in vele andere opzichten verdienstelijk, die
reden geven zijne nagedachtenis te eeren en een krans van
hulde hem toe te wijden.
Alsnu verzoekt de voorzitter den secretaris voor te lezen
de notulen der vergadering van den öden April 1889.
6