11 Mei 1889. 61 gadering, dat hier in den raad een besluit genomen is, dat strijdt met de wettelijke bepalingen. De voorzitter herhaalt zijne vraag, of ook aanmerkingen zijn op de voorgelezen notulen? De heer Van Mierlo spreekt over het rapport der bouw commissie, ten aanzien van enkele in hare handen gestelde bestekken, en wijst er op, dat één daarvan gewijzigd is. Spreker acht hieromtrent de beslissing van den raad noodig. De voorzitter antwoordt, dat de vorige spreker eenigszins praematuur is, daar het werk, bij dat bestek bedoeld, niet is aanbesteedmaar nog een punt van behandeling uilmaakt bij burgemeester en. wethouders. De heer Van Mierlo blijft van oordeel, dat de raad nopens de voorgestelde wijziging zal moeten beslissen, en meent te moeten opmerken, dat ook de overige werken, die zijn aanbesteed, eerst door den-raad hadden moeten goedgekeurd worden. De voorzitter is het met die meening niet eens, daar wanneer rapporten als het onderhavige verzonden worden aan burgemeester en wethouders, deze gewoonlijk tevens bestemd zijn ter uitvoering. De heer Van Mierlo beweert, dat dit niet altijd het geval is, daar de verzending ook kan strekken om advies te be komen. Daarna vraagt de voorzitter weder, of ook aanmerkingen zijn op de voorgelezen notulen Dit niet het geval zijnde, worden zij goedgekeurd en vastgesteld. De heer Klep, na het woord gevraagd en bekomen te hebben, stelt voor, aan Z. M. onzen Koning een telegram van gelukwensching te zenden, ter gelegenheid van 's-Ko- nings herstel en den gedenkdag van Zr. Ms. veertigjarige regeering. De voorzitter verklaart, dat het hem genoegen doet, dat dit voorstel komt uit den boezem van den raadmaar meent dat de Koning te hoog staat orn het voorstel te maken tot een onderwerp van beslissing door den raad.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1889 | | pagina 61