78
22 Juni 1889.
De voorzitter licht beide punten toe, maar de heer De
Booy verklaart daarmede niet voldaan te zijn.
De voorzitter vraagtof nog andere heeren aanmerkingen
hebben op de notulen, waarop de heer De Booy den voor
zitter herinnert aan het door hem gedane voorstel.
De voorzitter, geen verdere aanmerkingen vernemende,
wil het voorstel van den heer De Booy in stemming brengen,
doch de heer Pels Rijcken verklaart niets ertegen te hebben,
dat de besproken woorden in de notulen worden ingelascht
mits dan ook juist, zooals hij ze gesproken heeft. Hij heeft
gezegd »dat de raad zedelijk te hoog staatdan dat hij
door woorden uit dien mond zou kunnen worden beleedigd."
De heer De Booy verklaart met die rectificatie voldaan
te zijn.
De voorzitter vraagt, of de raad de inlassching in de
notulen der door den heer Pels Rijcken aangeduide woorden
goedkeurt?
Deze wijziging wordt door den raad stilzwijgend aange
nomen waarna de notulen worden goedgekeurd en vast
gesteld.
Vervolgens stelt de voorzitter aan de orde:
A. Ingekomen stukken
1°. Vijf besluiten van Gedeputeerde Staten van Noord-
Brabant, dd. 16 Mei 1889, houdende machtiging tot het
doen van af- en overschrijvingen in de begrootingen van
1888 en 1889, als:
a. eener som van ƒ15,15, tot aflossing eener geldrent
tegen den penning 15;
b. eener som van ƒ1150, tot aankoop van grond;
c. eener som van ƒ5,015 van Hoofdstuk VI, afd. 2,
art. 8, op Hoofdstuk VI, afd. 2, art. 10;
cl. eener som van 10614.475 op verschillende artikelenen