12 Januari 1889. 7 denis is, terwijl de zaak nu toch tot stand zal komen, dan kan hij niet dan er vóór zijn, dat het waarborgkapitaal van den heer Kuijtenbrouwer ten name van den heer Van Lawick worde overgeschreven. De heer Van Mierlo wenscht aan den heer Van Lawick concessie te verleenen op dezelfde voorwaarden als waarop die verleend is aan den heer Kuijtenbrouwer. De heer De Booy vraagt, hoelang de termijn van uit voering aan den heer Kuijtenbrouwer gesteld was, waarop de voorzitter antwoordt»Tot 1 Januari 1889." De heer De Booy herinnert aan nog eene andere concessie aanvrage, n.l. van Verhoeven, waarop de voorzitter te kennen geeft, dat de heer De Booy zich vergist, daar die aanvraag betreft een paardentram naar Prinsenhage, terwijl nu een stoomtram het. onderwerp der discussie is. De heer Van Mierlo geeft in overweging eerst te beslissen over het adres van den heer Kuijtenbrouwer. De voorzitter stelt voor, de concessie-K uijtenbrouwer vervallen te verklaren en aan hem het gestorte waarborg kapitaal terug te geven. De heer Van Dam vraagt, of met de volle teruggaaf niet eene onbillijkheid zou begaan worden, dewijl vroeger ook de heer Brons niet ten volle zijn waarborgkapitaal terug ontvangen heeft. De heer Heijlaerts gelooft niet, dat de heer Brons daarbij veel schade geleden heeft, daar hij een stukje grond in eigendom had, dat hij later aan de gemeente heeft terug verkocht. Nadat de voorzitter dit punt nader heeft toegelicht, geeft de heer Van Mierlo te kennendat hij liever gezien had dat op de zaak Brons niet was teruggekomenomdat de heer Brons steeds enkel met vele plannen omging en de heer Kuijtenbrouwer zich werkelijk veel moeite heeft gegeven om te doen slagen, wat hij in het oog had. De heer Rombouts is niet genegen den heer Kuijtenbrouwer zijn gestort kapitaal terug te geven voor en aleer de nieuwe concessie tot uitvoering is gekomen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1889 | | pagina 7