86
22 Juni 1889.
De heer Van Hal wenscht mede voor alsnog het verzoek
niet toe te staan. Nu reeds heeft de politie last van de kinderen,
zoodat ze aldaar niet moeten gelokt worden. Bovendien
is het wenschelijk de nieuwe regeling in het Valkenberg
af te wachten en daarop niet vooruit te loopen. Spreker
is het eens met den heer Rombouts en verklaart zich tegen
het toestaan van een prerogatief.
De heer De Booy betuigt instemming met het gesprokene
door den heer Van Hal en is mede niet genegen om het
verzoek bij uitzondering toe te staan. Spreker wenscht de
zaak aan te houden, in afwachting van het rapport der
commissie, dat zich reeds 14 maanden laat wachten.
De heer Van Mierlo is er niet tegen om het verzoek
aan te houden, maar in alle geval zou spreker wenschen,
dat eenige vergoeding voor het plaatsen der inrichting be
dongen werd.
De heer Smits geeft te kennen, dat hij zijn voorstel in
trekt, waarop de voorzitter vraagt, of de raad het verzoek
onbepaald wenscht aan te houden?
Verschillende leden verklaren zich vóór afwijzende
beschikking, alsook de voorzitter, die alsnu in
stemming brengt, of het verzoek zal worden aange
houden of afgewezentot welk laatste besloten wordt
met 10 tegen 5 stemmen.
Vóór aanhouding waren de heerenSmits, De Booy,
Backer, Vreede en Van Mierlo.
Vóór afwijzing de heeren: Pels RijckenVan Dongen, Van
Hal, Marijnen, Guljé, Van Aken, Van Dam, Rombouts,
Nelissen en de voorzitter.
13°. Adres van den heer J. M. Marijnen, dato 5 Juni
1889, houdende te kennen geven, dat hij gaarne, tot ber
ging van bouwmaterialeneen gedeelte terrein in huur zou
hebben van de onlangs gedempte gracht ten zuiden der
Karnemelkstraaten wel achter het zich in genoemde