8 12 Januari 1889. De lieer Pels Rijcken doet opmerken, dat het kapitaal van den heer Van Lawick een nieuw waarborgkapitaal zijn zal. De voorzitter, nader in het licht stellende, dat de heer Kuijtenbrouwer vergeefsche moeite heeft gedaan om de concessie tot uitvoering te brengenen dat nu de heer Van Lawick als concessionaris zal optreden, die dezelfde waar borgen moet leveren als de heer Kuijtenbrouwer, stelt voor: In de eerste plaats de verleende concessie aan den heer Kuijtenbrouwer in te trekken. Dit voorstel wordt aangenomen met algemeene stemmenuitgezonderd die van de heeren Van Hal en Van Dongen. Beide heeren verklaren, dat zij tegen dit voorstel gestemd hebben, omdat zij van oordeel waren, dat ook de quaestie over het waarborgkapitaal er onder begrepen was, waarin zijna de ontvangen inlichting, zich blijken vergist te hebben. Zonder die vergissing zouden zij vóór het voorstel gestemd hebben. In de tweede plaats verzoekt de voorzitter stemming over de vraag: Zal het waarborgkapitaal aan den heer Kuijten brouwer worden teruggegeven? De uitslag daarvan is, dat vóór de teruggaaf zich ver klaren de heeren: Guljé, Marijnen, Backer, Klep, Pels Rijcken, Smits, Nelissen, Van Mierlo, Vreede, Heijlaerts en de voorzitter; en daartégen de heeren: Van Hal, Van Dongen, De BooyRombouts, Van Dam en Van Aken. Tot de teruggaaf is derhalve met 11 tegen 6 stemmen besloten. De voorzitter vraagt, of alsnu onder dezelfde voorwaarden, waarop te voren aan den heer Kuijtenbrouwer concessie is verleend, de concessie zal geschieden aan den heer Van Lawick. De heer Van Mierlo wijst er op, dat de heer Van Lawick die concessie ook aanvaarden moet.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1889 | | pagina 8