22 Juni 1889. 97 «is te verpachten en alzoo de tegenwoordige huur van den «grond, waarop de huurster liet bestaand paviljoen heeft «gesticht, op dien voet, op den duur niet lsan worden ge- «continueerd. «Doch die huur eindigt ultimo Augustus van dit jaar, «en al wilde de raad de stichting van het paviljoen be- «palen onafhankelijk van de waterleiding, zoo is die ter- «rnijn te beperkt om binnen dien tijd een nieuw paviljoen «te stichten en te beslissenaan wie de exploitatie daarvan «en op welke voorwaarden en voor welken prijs zoude «kunnen worden toevertrouwd. «De commissie heeft mitsdien de eer den raad voor te «stellen na. bij provisie te besluiten burgemeester en wethouders «uit te noodigen met het bestuur der Groote Sociëteit te «Breda in overleg te treden tot verlenging der huur van «het afgerasterd gedeelte van het park het Valkenberg tot «ultimo Augustus 1890; Db. de ingekomen stukken te leggen ter visie van de «leden, ten einde daaromtrentna kennisneming, nader te «beslissen. «Aldus gerapporteerd den 22sten Juni 1889. »A. PELS RIJCKEN. Geteekend j «Ed. GULJÉ. «J. H. VAN M1ERLO." De voorzitter dankt de commissie en inzonderheid haren rapporteur voor het uitgebracht verslag, en stelt voor dit te verzenden aan burgemeester en wethouders en de plannen ter visie te leggen voor de leden. De heer Van Mierlo zegt, dat de huur voortgaat op den zelfden voet voor den tijd van één jaar, tenzij er werken te maken zijn, waaromtrent met het bestuur der Sociëteit kan worden overeengekomen. De heer Van Dam oppert bezwaar om yoort te huren

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1889 | | pagina 97