4 Juli 1891. 103 De lieer De Booy beveelt aan het verzoek toe te staan. Spreker zelf heeft langen tijd in hetzelfde huis gewoond en weet bij ondervinding, welk een hinderlijke stinksloot het is. Het hierop door den voorzitter gegeven antwoord, dat alzoo de heer De Booy een stinkende herinnering heeft van het pand, noemt laatstgenoemde een kleine hatelijkheid, dat echter de voorzitter ontkent, evenzeer dat het zou zijn eene aardigheid. In alle geval zegt de heer De Booy geeft zoo iets stof tot hilariteit en strekt het om den Raad in den lande weer in bespreking te brengen. Vervolgens vraagt de voorzitter of iemand bedenking heeft het verzoek toe te staan. Niemand voert het woord. Waarop wordt besloten aan H. Sluijters, onder hands in eigendom af te staan een gedeelte sloot ter lengte van ongeveer 32 metersgelegen tusschen diens erf, kadastraal bekend sectie A, n°. 3090 en de perceelen kadastraal bekend sectie A, n's. 704 en 703, onder voorwaarden dat de kooper bedoelde sloot moet dempen binnen den tijd van vijf maanden na de dagteekening der overeenkomst, dat hij zal betalen voor koopsom tien gulden en de kosten ver bonden aan de akte voor zijne rekening zullen zijn. Voorts wordt verklaard dat het voornoemde ge deelte sloot niet meer voor den openbaren dienst bestemd is. 13°. Namens burgemeester en wethouders wordt dooi den voorzitter aan den Raad overgelegd het proces-verbaal wegens gedane opname op den 25sten Juni 1891 bij den gemeente-ontvanger van de gesteldheid der gemeentekas en van den staat der daarmede verband houdende bescheiden boeken en registers, waaruit blijkt dat een saldo in kq$ was van 36537.315,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1891 | | pagina 103