4 Juli 1891. 107 15°. Missive van de plaatselijke Gezondheidscommissie alhier, dato 15 Juni 1891, in zake het onderzoek van het drinkwater in deze gemeente. Deze missive wordt niet voorgelezen, maar, op voorstel des voorzitters, wordt besloten gemeld schrijven met bijbehoorende stukken te doen rond gaan bij de leden. 16°. Missive van den heer mr. A. J. M. Smits, inzake het trekpad, na de toewijzing der geëischte vrijwaring. De voorzitter zegt; dat deze missive te huis behoort bij burgemeester en wethouders. De heer Van Mierlo doet opmerken, dat het hier geldt eene spoedeischende zaak. 't Is bekend dat de eisch is toe gewezen. Z. i. is het noodig, dat de rechtskundige leden van den Raad van de zaak kennisnemen en de stukken aan hen verzonden worden. De voorzitter heeft daar niets tegenmaar zijnerzijds heeft hij te handhaven het recht van burgemeester en wethouders. Hoe komt die brief dan op de agenda vraagt de heer De Booy Door een abuis antwoordt de voorzitter. Maar waarom gedraald zegt de heer Van Mierlo. De zaak eischt spoed. Spreker stelt voor dat de Raad zal be sluiten om de stukken te stellen in handen der rechtskun dige leden, te weten, de burgemeester als voorzitter, en de heeren Pels Rijcken, Van Dam en spreker als leden; met bepaling dat als de voorzitter verhinderd is, deze zal kunnen vervangen worden door den heer wethouder Guljé. De voorzitter neemt dat voorstel over, dat ver volgens zonder verdere beraadslaging wordt aange nomen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1891 | | pagina 107