116
4 Juli 1891.
De voorzitter stelt voor de stukken ter visie te
leggenwaartoe besloten wordt.
3°. De heer Pels Rijcken leest voor het volgende rapport:
De Commissie, in wier handen is gesteld een voorstel
van het Raadslid Nelissen en een voorstel van het Raads
lid Rombouts, beide betreffende het Valkenberg, heeft
de eer aan den Raad der gemeente Breda, hare meening
daaromtrent mede te deelen.
Vóór alles acht zij het noodzakelijk den Raad in herin
nering te brengen een rapport, door haar in de Raadsver
gadering van 22 Juni 1889 uitgebracht, naar aanleiding
van een adres van het bestuur der Groote Sociëteit alhier,
om de huur van het afgerasterd gedeelte van het park, na
het eindigen van den loopenden huurtermijnte willen
continueeren.
Op dit adres, in de Raadsvergadering van 28 April 1888,
werd uwe Commissie benoemd, niet alleen om haar advies
te geven over gezegd adres, maar werd haar ook opge
dragen, om hare meening uit te brengen omtrent de vraag
of er ter vervanging van de gebouwen der Groote Sociëteit
een ander zal worden daargesteld en door wien?
Blijkens het voormeld rapport uwer Commissie van 22
Juni 1889 is zij van oordeel, dat de gemeente in het Val
kenberg, zelve een paviljoen moet stichten, op eene plaats»
daartoe door den heer Rosseels in zijne bij het rapport
overgelegde teekening aangeduid; en zij legde dan ook
met en benevens die teekening over een ontwerp voor het
paviljoen en voor eene warande en een ander ontwerp van
den op te richten watertorenwaarvan het benedengedeelte
met een uitbouw daarvanzou dienstbaar gemaakt worden
voor paviljoenbij welk ontwerp tevens gevoegd was eene
teekening voor eene warande.
De conclusie van het rapport was, om de stukken te
leggen ter visie voor de leden van den Raad, ten einde
daaromtrent na keunisneming nader te beslissen.