10 Januari 1891. 11 3°. Schriftelijk voorstel van het raadslid, den heer J. F. de Booytot wijziging van het besluit tot heffing van staan gelden voor tenten, kramen en uitstallingen op de ker missen en jaarmarkten binnen de gemeente Breda, van 6 Mei 1856, sub Litt. Amet memorie van toelichting. De voorzitter stelt deze zaak aan de orde. De heer De Booy herinnert dat dit voorstel reeds bij de begrooting behandeld is, en aangezien het toen gesteld is in handen van burgemeester en wethouders om praeadvies, wenscht spreker eerst hiervan kennis te nemen. De voorzitter verklaart het voorstel aan de orde gesteld te hebben om reden er van urgentie sprake is in de me morie van toelichting. Niet echter is spreker er tegen om de behandeling der zaak aan te houden tot dat het ver langde praeadvies zal zijn ingekomen. Hij vraagt mitsdien den Raad, of deze zich hiermede kan vereenigen? De heer De Booy herneemt, dat hij zeer zeker er voor is dat de zaak worde afgedaan. Het uitstel dat de zaak ondervindt ligt niet aan hem, maar aan burgemeester en wethouders, die hadden moeten voorbereid zijn. De voorzitter verzoekt den spreker zich te bepalen tot de zaak. Voorts herhaalt hij zijn voorstel omalvorens de zaak te behandelen, het praeadvies af te wachten van burge meester en wethouders. Niemand meer het woord verlangende, wordt dienovereenkomstig besloten. Vervolgens gaat de openbare vergadering over in eene zitting met gesloten deuren. De secretaris, A. R. VERMEULEN. De voorzitter, DE MAN.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1891 | | pagina 11