4 Juli 1891.
123
«2°. voor rekening der gemeente, in gemeld park, ter
«plaatse in liet plan Rosseels aangewezen, een paviljoen te
«bouwen, voor koffiehuis en restauratie geëigend, bestaande
«uit
i>a. kelder
»J. keuken
dc. kamer voor glas- en aardewerk
Dd. bergplaats en spoelvertrek
»e. kamer voor eventueel dag- en nachtverblijf van den
«pachter van het paviljoen."
Met dit punt kan uwe Commissie zich niet vereenigen.
Zij vermeent dat het belang der gemeente medebrengt, om
redenen hiervoor ontvouwd, dat in het afgerasterd gedeelte
van het Valkenberg, ter plaatse door den aanlegger Rosseels
op eene kaart bij het vroeger rapport dezer Commissie
voorgelegd, aangewezen, een gebouw daargesteld wordt,
waarin benevens al wat in het voorstel sub 2 litt. a. b. c.
de n e voorkomt, ook een of meer lokalen zijn voor koffie-
en vergaderingszaal.
Bij het vroeger rapport van de Commissie zijn overge
legd twee teekeningen en een blief van den architect.
De Commissie begrijpt, dat daardoor de zaak nog niet
tot die rijpheid is gebracht, dat mocht de Raad besluiten
tot het daarstellen van een gebouw in den geest zooals dit
door haar nuttig wordt geacht, alsdan reeds dadelijk eene
keuze zou kunnen worden gedaan uit de beide teekeningen
om daarnaar het gebouw te stichten.
Een der teekeningen geeft aan een geheel op zich zelf
staand gebouw, de andere teekening een op te richten
watertoren voor de waterleiding, waarvoor het onderste ge
deelte met eenen bijbouw zal uitmaken het paviljoen.
Als hare meening geeft de Commissie te kennen, dat
een watertoren niet zal strekken tot sieraad van het Val
kenberg integendeel en zij ontraadt dan ook om het
paviljoen te maken volgens de tweede bedoelde teekening.
En wat aangaat een gebouw, dat geheel op zich zelf
staatin den geest zooals hiervoor gezegd isadviseert uwe