130
4 Juli 1891.
4°. De heer Van Dongen rapporteert, namens tie com
missie benoemd tot het onderzoeken der rekening en ver
antwoording van het oude-mannenhuis over het jaar 1890, dat
die rekening door de commissie onderzocht en in orde be
vonden is, weshalve zij voorstelt haar goed te keuren.
De voorzitter vraagt, of iemand der leden tegen
de ccnclusie van het rapport eenige bedenking heeft?
Zooniet, dan stelt hij voor, de voorbedoelde rekening
goed te keuren, waartoe zonder hoofdelijke omvraag
besloten wordt.
De heer Guljé, regent van het oude mannenhuis,
wenscht geacht te worden niet tot dit besluit te
hebben medegewerkt.
5°. De heer Teychiné leest voor het volgende rapport:
De Commissie benoemd in de raadsvergadering van 11
April jl. tot het nazien der rekening van de Bank van
Leening over het dienstjaar 1890, heeft de eer U het navol
gende mede te deelen:
De genoemde Bank was 31 December 1889 aan de
gemeente schuldig. 18.500
heeft op verschillende tijdstippen in dat jaar
opgenomen5.250
te zamen. 23.750
op verschillende tijdstippen in dat jaar heeft zij
daarentegen afgelost2.750
zoodat op 31 December 1890 de Bank van
Leening aan de gemeente schuldig blijft, 21.000
Dit hoogere schnldcijfer aan de gemeente moet worden
toegeschreven aan de omstandigheid, dat in 1890 meer is
beleend dan in 1889, 5702 panden, met een bedrag van
ƒ10 310.