152 8 Augustus 1891. sprokene door den heer Van Dam, voor te stellen de zaak aan te houden tot de volgende vergadering, om haar nader te kunnen onderzoeken. Spreker acht het een gevaarlijk precedent, dat zal gesteld worden. De heer Van Aken brengt bovendien den Raad in de war, daar hij toont het niet eens te zijn met den heer Guljé, niettegenstaande het voorstel uitgaat van het dagelijksch bestuur. De voorzitter is het eens met den heer De Booy, dat een kwaad antecedent gesteld wordt. De heer Pels Rijcken meent dat daar geen sprake van is. Er is een sterfgeval. Is dit een gevolg van doorgestane koude bij brand, ja dan neen. Ja, dan behoort gevolg te worden gegeven aan de bepalingen der verordening en eene toelage te worden toegekend. Zal die toelage zijn voor eens of periodiek? Tot dit laatste bestaat geen verplichting. En nu komt het spreker voor, dat als de gemeente een uitkeering wil doen aan het gezin van een beambte, die overleden is ten gevolge van diensten aan de gemeente be wezen, er meer moet gegeven worden dan 100. Er is eene toelage te geven, der gemeente waardig. De heer Van Dam is het eens met den heer Pels Rijcken en ook met den heer De Booy, om de zaak aan te houden, ter fine van nader onderzoek. De heer Van Aken acht het aanhouden der zaak niet noodzakelijk. Na eenige onderlinge bespreking van het onderwerp, zegt de heer De Booy, dat het voorstel van het dagelijksch bestuur is gegrond op inlichtingen, die door dat bestuur zijn ingewonnen. Later is echter voorgesteld de zaak aan te houden, alsook om de uitkeering te verhoogen. Reeds hoort hij spreken van 200. Maar nu toch spoedig urgente zaken zijn te behandelen, is hij er voor ook dan deze zaak af te doen. Wordt evenwel het punt nu afgehandeld, dan is zijn voorstel aan het gezin van den besproken persoon 200 toe te kennen. De voorzitter acht het best de zaak aan te houden en doet daartoe het voorstel, dat eenparig wordt goedgekeurd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1891 | | pagina 152