-
8 Augustus 1891. 155
Bijgevolg moet adressant's ongeschiktheid als bewezen
worden aangenomen en hem op grond van meergemeld
artikel 5 der verordening pensioen worden verleendte
regelen als in artikel 95 is bepaald en waarvan alzoo het
bedrag, aangezien hij minder dan twintig jaren dienst telt,
moet worden vastgesteld op J/5 gedeelten zijner wedde of
belooningen aangezien volgens art. 10 het pensioen wordt
geregeld naar de middelsom van het bedrag, hetwelk ge
durende de laatste zestig maanden van den dienst des
ambtenaars tot maatstaf heeft gestrekt der kortingen en
volgens het sub c door adressant overgelegd stuk zijne be
zoldiging gedurende de laatste zestig maanden heeft be
dragen gedurende vier jaren en acht maanden f550 'sjaars
en vier maanden 600 'sjaars, bedraagt gemelde middel
som 553,35, waarvan hem 2/5 of f 221,34 'sjaars als
pensioen moet worden toegekend.
En adviseert mitsdien de commissie aan den adressant
Jan Schurink, eervol ontslagen hoofdagent van politie, toe
te kennen een jaarlijksch pensioen van f 221,33, ingegaan
met den dag van zijn ontslag, zijnde geweest den eersten
Mei 1891onder aftrek van de som van 10,35 van de
eerste betaling, ter zake van de op het deskundig advies
gerezen kosten.
Aldus geadviseerd in de raadsvergadering van den 8sten
Augustus 1891.
De commissie voornoemd:
DE MAN, voorzitter.
J. H. VAN M1ERLO, secretaris.
De voorzitter dankt de commissie en inzonderheid haren
rapporteur voor het uitgebracht verslag en vraagt, of de
Raad zich met de conclusie daarvan kan vereenigen.
Niemand der leden eenige bedenking te kennen
gevende, wordt dienovereenkomstig besloten.