162
14 Augustus 1891.
De heer Pels Rijcken wil het werk niet aan het dage-
lijksch bestuur uit de hand nemen, doch ook later kan dit
een voorstel doen.
De heer De Booy doet opmerken, dat juist wat de heer
Pels Rijcken verlangt, besproken is in de vergadering van
23 Mei 1891. Plannen zijn toen verlangd, en waren die
nu onder het bereik van den Raad, dan kon de zaak be
handeld worden.
De voorzitter houdt staande, dat eerst de zaak moet be
slist zijn alvorens er plannen kunnen overgelegd worden.
De heer Van Mierlo vermeent te moeten herinneren, dat
vroeger ter plaatse wonende eigenaren wel genegen waren
den grond achter hunne woningen te koopen. Kon met
hen op aannemelijke voorwaarden worden overeengekomen,
dan ware zulks wel gewenscht. Maar zij moeten zich aan
melden. Ten aanzien der verplaatsing van den stadswerk
winkel moet gelden de overweging, dat de architect nu
achter de gasfabriek in den weg zit met zijn gebouwen.
De heer Vreede is het eens met den heer Pels Rijcken,
dat als eene timmerloods gebouwd wordt achter het huis,
vroeger bewoond door den heer Maarschalk, dit, gezien
van uit de Ginnekenstraatzeer onaesthetisch zijn zal.
Spreker durft met het oog daarop voor te stellen, het thans
niet aesthetisch geplaatste brandspuithuisje te verplaatsen
naar de overzijde, waardoor het open terrein aldaar zal
gevuld worden, en dan den overigen grond aan de be
woners aldaar te verkoopen.
De heer Van Dam gelooft niet, dat het onoordeelkundig
zou geweest zijn, dat eerst eene teekening ware ingediend.
Daaromtrent bestaat een antecedent bij het bouwen eener
school. Alzoo verlangt spreker nu ook eerst eene teekening,
ter beoordeeling van de bestemming van het gedempte ge
deelte, dat meer grond bevat dan de gemeente in gebruik
wil nemen.
De voorzitter maakt opmerkzaamdat het voorstel omtrent
de school uitging van burgemeester en wethouders, en het
nu een voorstel is van de bouwcommissie.