16 7 Februari 1891. 9". Wordt gelezen het volgende: «Praeadvies van burgemeester en wethouders van «Breda, aan den Raad dier gemeente, in de navol- «gende zaak «Door het lid, den heer J. F. de Booy, is aan Uwen »Raad onderworpen het voorstel om het besluit tot heffing »van staangelden voor tenten, kramen en uitstallingen op «de kermissen en jaarmarkten binnen de gemeente Breda, »van 6 Mei 1856, sub. litt. A, in zooverre te wijzigen, »dat daaraan een artikel worde toegevoegd, luidende: »»Vau betaling van marktgeld worden vrijgesteld de be- »»lastingschuldigen, die door kwitantie kunnen aantoonen, «sdat zij voor hunne tenten of dergelijke, de belasting op Mtooneelvertooningen en andere openbare vermakelijkheden ««alhier betaald hebben."" »En eene overgangsbepaling, luidende: ««Met het in werking treden van dit besluit, vervalt het ««besluit tot heffing eener plaatselijke belasting voor het ««gebruik van plaatsen op markten alhier, vastgesteld dd. »»6 Mei 1856, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van den »»18den Augustus 1856, n". 43."" »Dit voorstel kwam allereerst aan de orde in de raads- «zitting van 18 October 1890 (A, n". 9), toen besloten werd het te behandelen bij de gemeen tebegrooting voor 1891. «Voormeld besluit had ten gevolge dat het ter tafel kwam »in de raadszitting van 24 October 1890, toen evenwel, sop voorstel van den heer Van Dambesloten werdde «stukken ter fine van advies aan burgemeester en wethouders «te verzenden. «Aan dit besluit echter was eenige bespreking voorafgegaan. «De voorzitter leverde daarbij het volgende betoog: ««dat het door den voorsteller vooropgestelde beginsel ««verkeerd is. Er wordt geen dubbele belasting geheven. ««Het staangeld is huur van den grond, dien men inneemt, ««afgescheiden van de vertooningen enz., waarvoor, door ««allen gelijk, afzonderlijk belasting betaald wordt. Inge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1891 | | pagina 16