180
14 Augustus 1891.
Komt in behandeling punt 5luidende
svast te stellen eene som als maximum, waarvoor al het
»voorschrevene zal worden daargesteld."
De heer Pels Rijcken, vooropstellende, dat de som welke
bepaald wordt niet behoeft uitgegeven te worden, stelt voor
het maximum te stellen op ƒ20.000.
De voorzitter acht het moeielijk eene som te bepalen
zondèr plan.
De heer Van Dam gelooft weldat het wenschelijk is
eene sorn uit te trekken; ook zegt het voorstel »eene som
vast te stellen." Dan kan de architect het plan inrichten
naar de vastgestelde som. Spreker vreest echter, dat men
met de som van 20.000 er niet af zal zijn, want ook
meubelen enz. zijn aan te schaffen.
Dit laatste zegt de heer Guljé is vervallen. De
pachter zal meubelen enz. hebben aan te schaffen, zoodat
de som enkel geldt het stichten van het gebouw. Later
kan daaromtrent nog besloten worden.
De voorzitter is van oordeel, dat wanneer die zaken zijn
voor rekening van den pachter, er beter toezicht op ge
houden wordt.
Vervolgens brengt de voorzitter de vraag, of
f 20.000 als maximum zal worden vastgesteld, in
stemming, waarvan de uitslag is dat daartoe met
10 tegen 3 stemmen besloten wordt.
Vóór waren de heeren Van Hal, Teychiné, Van Mierlo,
Rombouts, Pels Rijcken, De Booy, Van Dongen, Guljé,
Vreede en de voorzitter.
Tegen de heeren Van Dam, Nelissen en Heylaerts.
Komt in behandeling punt 6, letter A, luidende:
»op te dragen aan den architect dezer gemeente, om in
«overeenstemming met die vast te stellen sombestek en
»teekeningen voor al het voorschrevene te maken."
Wordt zonder [stemming goedgekeurd.