200
4 September 1891.
Spreker acht het voorstel van den heer Van Mierlo rijp,
om in overweging genomen te worden.
De heer Sassen wenscht, op grond van bepaalde gegevens,
de vraag te stellen, of niet reeds in beginsel beslist is, dat
gas aan andere gemeenten zal geleverd worden.
De heer Gnljé erkent de juistheid dier vraag in zoo verre,
dat aan eenige bewoners en fabrikanten in de onmiddellijke
nabijheid der gemeente gas geleverd wordt. Spreker heeft
aanteekeningen deswege voor zichdie hij voorleest,
De heer Van Mierlo doet opmerken, dat uit het voor-
gelezene blijkt, dat de bedoelde personen wonen aan den
zoom van Breda, maar dat daarin niet de intentie gelegen
is om de gaslevering zoover uit te breiden, als thans verlangd
wordt. Spreker keurt het af, dat het eenmaal geschied is
om gas buiten de gemeente te leveren.
De voorzitter en de heer Van Mierlo houden beiden hunne
zienswijze staande; de eerste wenscht verzending aan de
gascommissie; de tweede acht verzending niet noodig, als
beslist zou worden dat buiten de gemeente geen gas zal
geleverd worden.
Uit de daarbij aangevoerde motieven neemt de heer De
Bont aanleiding te doen opmerken, dat de fabriek der firma
De Bont gelegen is op Breda's grondgebied.
De heer Guljé wijst op het doel, verbonden aan de
verzending van het adres aan de gascommissie. Dat doel
is niet, om zich in de principieele quaestie te mengen, maar
om ingelicht te worden, of de fabriek bij machte is het
meerdere gas te leveren. En die inlichting zegt spreker
zal wel bevestigend zijn.
De heer Van Mierlo zegt, dat de hoeveelheid te leveren
gas niet bepaald iszoodat de fabriek wel eens niet toereikend
kon zijn. Dat overigens eenigszins de grens der gemeente
is overschreden, laat spreker nog tot daaraan toe, maar nog
verder te gaan, daartegen blijft hij zich verzetten.
De voorzitter meent, dat het gas kan geleverd worden,
zoover de fabriek dit verstrekken kan.
De heer Nelissen is van meening, dat de commissie den