1 September 1891. 205 sluizen gesloten moeten blijven totdat die polders van bun overtollig water ontlast zijn, zal het ontworpen kanaal voor dit doel van geen nut zijn. Bij overlast van water des winters bevinden wij ons ongeveer in denzelfden toestand. Alsdan brengt de vloed bet stibrijke water der Maas door de piasbermen in die polders. Ue wellicht denkbeeldige vrees kan worden gekoesterd dat bij hooger waterstand in de rivier De Mark het afgevoerde schrale heidewater door vermenging met het veldwater der bovenrivieren de vruchtbaarheid ervan zal verminderen en alzoo zou daarin aanleiding kunnen gezocht wordenden afvoer van het Markwater tegen te houden of te verbieden. Het blijkt dus, dat de bij Oosterhout gelegen polders bij den waterafvoer hetzelfde belang hebben als de gemeente Bredanamelijk vlugge loozing. Zoude nu de afvoer van het hier doorstroomende Markwater achter moeten staan bij de loozing van meergenoemde polders op de Oosterhoutsche haven en De Donge, hetgeen uit de nieuw voorgestelde redactie der voorwaarde sub. 4 wel valt af te leiden, dan zal het ontworpen kanaal voor den afvoer van het overtollige en voor Breda schadelijke water, niet het minste voordeel geven. Aan een der drie hoofd-motieven voor het verleenen der bijdrage, wordt dus niet voldaan. Blijft daarom de commissie tot voorbereiding van het kanaal volharden bij de nieuwe door haar voorgestelde redactie der voorwaarde sub. 4, dan behoort de subsidie in de verhouding tot het minder te verwachten nut verminderd te worden. Moeielijk is het zeer zeker, dit bedrag in cijfers te brengen. Na breedvoerige gedachtenwisseling is uwe commissie er toe geleid, den Raad voor te stellen om bij aanneming van meergemelde wijzigingen der voorwaarde sub. 4, de bijdrage in het ontworpen kanaal te verminderen met ƒ30,000 en alzoo te brengen op f 70,000.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1891 | | pagina 205