20
7 Februari 1891.
vertrek van de heeren Kluijver en Yan der Vegt, na ver
hoor van den Inspecteur, is opgemaakt de volgende aanbe
velingslijst:
A. Vacature leeraar in de wiskunde, werktuigkunde en
het lijnteekenen, jaarwedde 2200;
1°. B, W. Mondt, leeraar aan de gemeentelijke Hoogere
Burgerschool met vijfjarigen cursus te Zierikzee en civiel-
ingenieur;
2°. G. J. van de Wellleeraar aan de Hoogere Burger
school met vijfjarigen cursus te Delft.
B. Vacature leeraar in de wiskunde, jaarwedde 1800;
1°. G. J. van Swaaij, assistent aan de Polytechnische
School te Delft;
2°. H A. Derksen, leeraar te Ede.
Tevens wordt in overweging gegeven om den leeraar voor
wiskunde, bedoeld onder letter B, voorloopig voor den tijd
van één jaar te benoemen.
De voorzitter geeft den leden in overweging tot de be
noeming over te gaan.
De heer De Booy, wijzende op de vacature Bzegt, dat
het niet dringend noodig is daarin thans te voorzien, dewijl
de heer Verrijp met de tijdelijke waarneming is belast, die
daarvoor f 2.50 per lesuur geniet. De genoemde heer
Verrijp, een man van capaciteiten, heeft mede zijne stukken
ingediend, welke laatste de spreker verzoekt in aanmerking
te brengen.
De voorzitter meent den vorigen spreker te moeten
opmerken, dat de aanbeveling ten deze van leeraren niet
kan geschieden dan na verhoor van den Inspecteur van het
middelbaar onderwijs. De heer Verrijp voegt de voor
zitter er aan toe is met zijne stukken achterna gekomen.
De heer Rombouts is het ook slechts ten deele eens met
den heer De Booy. De benoeming acht spreker noodzakelijk.
Maar ieder met hem zal het betreurendat telkens in den
loop van een cursus verandering van leeraren plaats heeft.
Spieker zou dan ook wenschen, dat de leeraren benoemd