212 19 September 1891. «Onder terugzending van de missive van den minister van «financiën n°. 56, van 18 Augustus 1891, met bijbehoorende «stukken, ons geworden bij uwe missive van 22 Augustus «11., n°. 599, hebben wij de eer U in overweging te geven «om op den ministerieelen brief te antwoorden: «Dat met belangstelling wordt te gemoet gezien een afschrift «van het rapport van de commissie tot onderzoek van de «klachten van Dorst; en dat wanneer dientengevolge in de «tusschen den minister van financiën en deze gemeente gesloten «overeenkomst geene nadere wijzigingen worden voorgesteld «dan vervat in voorzegde ministerieele missive, aan den Raad «der gemeente zal worden voorgesteld aan deze wijziging «goedkeuring te geven. «Dat het echter wensehelijk is, dat bepaald worde ten «aanzien van de afgraving van den in erfpacht uitgegeven «grond, dat alvorens daartoe over te gaan, men zich met «burgemeester en wethouders zal hebben te verstaan. Namens de Raadscommissie voor de Waterleiding: »J. H. VAN MIERLO, voorzitter' »A. PELS RIJCKEN, secretaris". De voorzitter vraagtof de Raad zich met dit antwoord vereenigen kan De heer Rombout" wenscht alleen te weten, of, door te gemoet te komen aan deri wensch van den minister, niet een groot terrein aan het gebruik onttrokken wordt. Men zal ter plaatse moeten draineerenmaar kan vraagt spreker van het draineerterrein gebruik gemaakt worden? De voorzitter, gesteund door andere leden, beantwoordt die vraag bevestigend. De heer Pels Rijcken gevoelt zich gedrongen, bui ge- meester en wethouders in overweging te geven, ten ernstigste bij den minister aan te dringen om oplossing te verkrijgen der zaak, betrekkelijk de erfpachtsuitgifte van gronden ten behoeve der waterleiding. Thans is het wetsontwerp tot goedkeuring der overeenkomst met deze gemeente inge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1891 | | pagina 212