224
19 September 1891.
Defilet bewezen heeft, kan spreker niet, doch waarschijnlijk
heeft hij staan pompen; om het moeielijke van het geval,
wenscht spreker voor te stellen aan de weduwe 100 toe
te kennen.
De voorzitter doet opmerkendat z. i. de verordening
niet ziet op een geval als zich thans met Defilet voordoet.
Naar spreker meent, heeft de verordening op het oog bekomen
ongelukken bij een brand.
De heer Rombouts zegt, dat hoewel hij geen medicus is,
het evenwel vaststaatdat iemand die aan longontsteking
heeft geleden meer vatbaar is dan een ander. Nu kan
gezegd worden: de man heeft zich niet bovenmate warm
gewerkt, maar door de ambitie alleen, die voortdrijft, kan
hij zoo verhit geraakt zijn, dat eene ziekte daarvan het
gevolg is geweest. Zoo iemand hoort wel is waar bij de
brandweer niet te huis, maar de man was er eenmaal aan
verbonden, en al is hij weggegaan tijdens den brand,
diensten toch heeft hij daarbij gepresteerd. Spreker hand
haaft dan ook zijn voorstel.
De heer Pels Rijcken blijft, onder aanvoering van motieven,
de mogelijkheid eener beslissing afhankelijk stellen van goede
inlichtingen. Spreker worden daarop in handen gesteld de
aanwezige stukkenwaaronder eene geneeskundige verklaring.
De heer Heijlaerts zegt, dat het een feit is, dat voor
iemanddie eenmaal aan longontsteking heeft geledende
geringste oorzaak de grootste gevolgen kan hebben. Ofschoon
de man wellicht weinig dienst gedaan heeft, kan hij hard
naar den brand zijn geloopen, waardoor de ziekte is opge
wekt, waaraan hij bezweken is. Spreker kan zich dan ook
wel vereenigen met het voorstel van den heer Rombouts.
Voorts meent spreker deze gelegenheid te baat, om er op te
wijzen, dat het eene omissie is van het dagelyksch bestuur
om personen bij de brandweer aan te stellen zonder genees
kundig onderzoek. En dat niet enkel bij de brandweer,
maar ook bij de politie. Die omissie zal duur te staan
komen. Spreker drukt dan ook het dagelijksch bestuur op
het gemoed voortaan zulke personen niet meer aan te