10 October 1891. 233 zal zijn aanbesteedmet verzoek te willen vergunnen om de voormelde opstallen tot een der gemelde tijdstippen te laten staan. De heer Rombouts verbindt aan het inwilligen van het verzoek enkel deze voorwaarde, dat daardoor in verband met het genomen besluit ten opzichte van het Paviljoen, de uitvoering van het plan Rosseels niet zal verhinderd of vertraagd worden. De heer Heijlaerts gelooft niet, dat er veel tegen is eene gunstige beschikking te nemen. Den heer Nelissen komt het voor, dat, wil men het Valkenberg verder in orde brengen, de opstallen moeten weggeruimd worden; 'tis wenschelyk in het najaar te be ginnen met de verder ten uitvoerlegging van het plan Rosseels. Wordt alzoo het verzoek toegestaan, dan kan het Park niet tijdig voltooid zijn. De heer Pels Rijcken stelt voor op het adres te beschikken in dien zin, dat vooralsnog de opstallen kunnen blijven staan, doch deze op de eerste aanzegging van burgemeester en wethouders moeten opgeruimd worden. De heer Van Mierlo, zich herinnerende de gehouden be sprekingen met Rosseelskan niet inzien dat bij het opruimen der opstallen zoo'n haast is. De heer Vreede ondersteunt het voorstel van den heel den heer Pels Rijcken. De heer Nplissen zou dan ten minste willen, dat met Rosseels overlegd wierde, wanneer het plan verder zal uitgevoerd worden. De voorzitter antwoordt, dat als Rosseels zegt, dat hij beginnen moet, alsdan hem daartoe de gelegenheid zal gegeven worden. De heer Van Hal zegt, dat toen het votum viel om aan de Groote Sociëteit de huur op te zeggen, hij dacht, dat de hand aan het werk zou geslagen worden en het plan van het nieuwe gebouw, in verhouding tot de gevoteerde som, spoedig volgen zou. Dat plan ofschoon aan niemands goede bedoeling twijfelende, ook niet aan die van den

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1891 | | pagina 233