234
10 October 1891.
architect is er echter nog niet. Ook blijkt het niet,
welke reden de Sociëteit heeft haar verzoek te doen. Al
wil spreker wel medewerken de gevraagde concessie aan
de Sociëteit te doen, toch kan hij zijn vrees niet verheelen,
dat de aanwezige toestand te lang zal bestendigd worden
en niet de spoed zal betracht worden die noodig is. Met
het oog daarop zou spreker de reden willen kennen, die
de Sociëteit tot het doen van haar verzoek geleid heeft.
De Sociëteit antwoordt de heer Backer is overtuigd
dat zij de opstallen moet opruimen, maar het tijdstip waarop
dit geschieden zal, is haar niet onverschillig. Eerstens
vindt zij daar nog eene bergplaats voor stoelen en tafels.
En tweedens, wanneer de gebouwen kunnen verkocht worden
tegelijk met de aanbesteding door de gemeente van het
nieuwe gebouw, dan bestaat er kans dat ze meer zullen
opbrengen, dewijl ze tot berging van materialen konden
gebruikt worden. Alzoo is uitstel van opruiming in het
belang van de Sociëteit.
De heer Van Hal dankt den heer Backer voor de gegeven
toelichting en verklaart zich nu wel met het verzoek te
kunnen vereenigen.
De heer De Booy herinnert, dat in een vroeger rapport
sprake was van urgentie, terwijl nu weer wordt verzocht
de barakken te laten staan. Niet eens is de gevoteerde
som van f 20.000 op de ingediende begrooting uitgetrokken.
Dit alles vervult spreker met de bange vrees, dat niet met
genoegzamen ernst getracht zal worden tot den nieuwen
toestand te geraken. Overigens verzet hij zich niet tegen
het verzoek.
De voorzitter merkt opdat het onderwerp van bespreking
is, niet de begrooting, maar het opruimen der opstallen in
het Valkenberg, waaromtrent de heer Backer inlichtingen
heeft gegeven. Overigens ziet spreker in de opmerking
omtrent de 20.000 niets dan eene gewone hatelijkheid
tegen het dagelijksch bestuur.
De heer Nelissen zegt, dat te beslissen is: 1°. over het
verzoek van de Groote Sociëteiten 2°. omtrent het voorstel
van den heer Pels Rijcken.