10 October 1891.
241
plantsoenende havens en wateren en de algemeene be
graafplaats.
De heer Rombouts wil in artikel '1 gelezen hebben in
plaats van opzichter-boekhouderhoofdopzichter. Er moet niet
zijn een klerk.
De heer De Booy zegt, dat hij bij zijn spreken geenszins
er aan denkt hatelijk te willen zijn, maar eenvoudig inlich
tingen wil geven. Terecht heeft de heer Rombouts aan
gemerkt, dat het beter is een hoofdopzichter te hebben dan
een opzichter-boekhouder. Het was een toenmalig lid der
bouwcommissie, de heer Marijnen, die reeds in 1887 wenschte
een hoofdopzichter voor de straat- en grintwegen. Spreker
releveert voorts de geschiedenis dezer zaak, bijzonderlijk
erop wijzende, dat het de Architect was, die verzocht heeft
om een opzichter-boekhouder. Maar spreker vraagt: kan
zoo iemand het vereischte teekenwerk verrichten, toezicht
houden op de straat- en grintwegenen dan nog bovendien
zich bezighouden met boekhouden? Moet dan vraagt
spreker verder zoo iemand boekhouden van de zaken
der gemeente-reiniging, waarvoor de Architect afzonderlijk
betaald wordt? Tenslotte verklaart spreker dat hij wenscht
een hoofdopzichter, maar niet iemanddie tevens met het
boekhouden zal belast zijn.
De voorzitter meentdat niet te veel gewicht moet gehecht
worden aan de mededeelingen van den heer De Booy, als
hij daarbij den Raad noemt.
De heer Nelissen zegt, dat wanneer men een verdienstelijk
ambtenaar heeftalsdan aan diens opinie veel waarde te
hechten is. Zal de opzichter niet tevens boekhouder zijn,
dan moet ook nog een boekhouder aangesteld worden. De
Architect wenscht in persoon het hoofdtoezicht te honden
en deze meent, dat een opzichter-boekhouder het beste is.
De heer De Booy dankt den voorzitter voor zijne woorden,
maar meent dat, krachtens het reglement van orde, ieders
opinie moet geëerbiedigd worden. Den heer Nelissen be
antwoordende zegt sprekerdatafgescheiden van de ver
diensten van den Architect, de vraag gesteld is, of iemand
opzichter en boekhouder te gelijk kan zijn?