242
10 October 1891.
De lieer Heijlaerts is het eens met den heer Rombouts.
Een opzichter-boekhouder is niet gepast. Er moet zijn öf
een opzichter öf een boekhouder. Niet moet men menschen
opzichterswerk laten verrichten, tot wier werkkring dit
niet behoort.
De voorzitter gelooft niet, dat juist begrepen wordt wat
onder het boekhouden te verstaan is. Dit is aanteekening
houden van de uren waarin gewelkt is en zoo meer.
De heer Rombouts stelt voor letter B van artikel 1 te
veranderen in: hoofdopzichter. Er is bepaaldelijk iemand
noodig voor de détails der werkzaamheden.
De heer Pels Rijcken kan met het voorstel niet méégaan.
Wanneer alleen het woord opzichter gebruikt wordt, dan
zal de benoemde zich onttrekken aan het boekhouden.
Dewijl niet zoo geheel de werkkring van den Architect
bekend is en deze een opzichter-boekhouder verlangt, is
spreker vóór het ontwerp.
Daarop brengt de voorzitter het voorstel van den heer
Rombouts in omvraag, waarvan de uitslag is dat dit met
12 tegen 6 stemmen verworpen wordt.
Vóór waren de heeren Heijlaerts, Rombouts, Teychiné,
Van DongenDe Booy en Van Mierlo.
Tegen de heeren Vreede, Pels Rijcken, De Bont, Nelissen,
Sassen, Smits, Guljé, Van Aken, Backer, Van Hal, Klep
en de voorzitter.
Bij deze stemming was de heer Van Dam niet meer
tegenwoordig.
De lezing der verordening wordt voortgezet.
Op artikel 3 heeft de heer Rombouts de volgende voor
stellen
1°. het woord voordracht te veranderen in aanbeveling, als
meer in overeenstemming met de gemeentewet.
2°. den opzichter der plantsoenen, evenals den architect
en opzichter-boekhouder, benoembaar te stellen door den Raad.
Dezen beambte zou spreker een eigen werkkring willen geven.