252 24 October 1891. Wordt besloten beide besluiten aan te nemen voor kennisgeving en verder ter uitvoering te verzenden aan burgemeester en wethouders. 2. Missive van burgemeester en wethouders van Breda, dato 13 October 1891, N°. 758, luidende als volgt: «Bij uw besluit van den 10 October jl. werd in onze «handen gesteld een adres van bewoners der Ridderstraat, «Eindstraat en Halstraatvoorziening vragende in zake de «bergplaatsen van de firma Eisen Zn. «Daartoe is door ons allereerst geraadpleegd de wet van »den 2 Juni 1875 Staatsblad N°. 95)tot regeling van het «toezicht bij het oprichten van inrichtingen, welke gevaar, «schade of hinder kunnen veroorzaken, doch wij hebben «geen enkele bepaling in die wet kunnen vinden, welke op «het aanwezige geval zou zijn toe te passen. Ook is in het «onderwerp niet voorzien in de algemeene politieverordening «dezer gemeente, dat in andere gemeenten wel het geval «is, zooals o. a. blijkt uit de hierbij overgelegde verorde- sningen van AmsterdamRotterdam en Den Haag. «Het is derhalve onze meening dat, zooals de toestand «nu isaan het verzoek van adressanten niet kan worden «tegemoet gekomen. Daaraan moet voorafgaan de regeling «van het onderwerp bij politieverordening. Wij hebben «alzoo de eer u voor te stellen: «1°. aan adressanten te berichten, dat vooralsnog de door «hen verlangde maatregelen niet kunnen genomen worden, en «2°. de stukken te stellen in handen van de Raadscom- «missie voor de strafverordeningenmet uitnoodiging ter «zake eene ontwerp-verordening den Raad aan te bieden." De heer Rombouls verklaart zich wel met de conclusie van voormeld schrijven te kunnen vereenigen, in zoo verre, dat de geheele politieverordening zal worden herzien, waarbij dan tevens het onderwerpelijke punt kan geregeld worden. De voorzitter antwoordtdat dit te gelegener tijd zal geschieden, en vraagt, of de Raad zich vereenigen kan met de conclusie van het voorgelezen bericht?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1891 | | pagina 252