24 October 1891. 255 »Bij dit onderhoud is gebleken dat in de Oosterhoutsche «haven gedurende de wintermaanden de gemiddelde vloed «bedraagt 1.00 M. -}- A. P. en de gemiddelde ebbestanden »0.25 M. A. P. en in den zomer de gemiddelde vloed «1.16 M. A. P. en de gemiddelde ebbe 0.46 M. 4- »A. P.terwijl de piasbermen van de op de Oosterhoutsche «haven uitloozende polders liggen op 0.60 M. -)- A. P. «De duur van de ebbe in de Oosterhoutsche haven «bedraagt 71/2 uur, alzoo de vloed 41/J. «Eene door den hoofd-ingenieur gemaakte berekening toont «aan, dat de uitloozing door de piasbermen van het ingelaten «irrigatie-water uit de polders, na het invallen van de «ebbe, 21/2 uur bedraagt, zoodat van den ebbetijd 5 uur «overblijft, dat geen water uit de polders wordt afgevoerd. «Die tijd zoude kunnen benuttigd worden om Markwater «langs het kanaal op de Oosterhoutsche haven af te voeren «en wel zoodra het water aldaar tot 0.60 A. P. gedaald «is, overeenkomende met het tijdstip waarop de piasbermen «ophouden te werken. «Volgens berekening van den hoofd-ingenieur, zoude het «kanaal van af de Mark bij een waterstand van 1.00 M. -j- »A. P. te Breda met eene snelheid van 40 centimeter per «seconde 17 M3 Markwater per seconde op de Oosterhoutsche «haven afvoeren, bedragende alzoo per uur 17 X 3600 61200 M3 of voor het deel van het ebgetijde, dat de «piasbermen niet meer werken, 5 X 61200 306000 M3. «De hoofd-ingenieur meende, dat tegen het loozen van «Markwater op de Oosterhoutsche haven, in dien zin geene «bezwaren kunnen bestaan. «Hierbij moet evenwel in het oog gehouden worden, «dat buitengewone hooge Markstandenalzoo boven 2.00 M. »-}- A. P. niet op het kanaal kunnen toegelaten worden, «om reden alsdan de dijken geene voldoende waterkeerende «hoogte zouden hebben. «Bij dergelijke hooge rivierstanden zal beurtelings het «kanaalpand afgetapt en langs de sluis aan de Mark weder «worden volgezet, zoodat het loozen al dan niet met te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1891 | | pagina 255