266
24 October 1891.
De heer Rombouts zegt met belangstelling de zaak te
hebben nagegaan. Wel constateert Dr. Bossers, dat Defilet
de ziekte, waaraan hij gestorven is, reeds onder de leden
had, maar ook, dat zijn dienst bij den brand daaraan eene
kwaadaardige richting kan hebben gegeven. De brand is
alzoo als de oorzaak van zijn vervroegd overlijden te be
schouwen. En daarom handhaaft spreker zijn vroeger gedaan
voorstelom aan de weduwe f 1000 toe te kennen in
wekelijksche uitkeeringen van f 4.
Ook de heer De Booy heeft de zaak nagegaan en wordt
daarbij geleid door dezelfde philantropische beginselen als
de heer Rombouts. Maar vraagt spreker kan men
met de stukken vóór zich eene som van 1000 beschikbaar
stellen uit de gemeentekas, terwijl zelfs burgemeester en
wethouders zijn teruggekomen op hun voorstel om f 50
toe te kennen? Niets of veel is het standpunt van den
Raad. Voor zich acht spreker zich niet bevoegd een greep
te doen van f 1000 in de gemeentekas.
Het blijft den voorzitter voorkomen, dat art. 6 der ver
ordening op de brandweer op het gegeven geval niet van
toepassing is en zegt het adres in stemming te zullen
brengen.
De heer Rombouts zegt, dat een adres niet is een voorstel,
gelijk van spreker is uitgegaan en dat daarover toch moet
gestemd worden.
De voorzitter herneemtdat er zijn twee voorstellenéén
van burgemeester en wethouders en één van den heer
Romboutsen zegt het eerste in stemming te zullen brengen.
Tot die stemming overgegaan zijndewordt met
13 tegen 5 stemmen besloten afwijzend op het
verzoek te beschikken.
Vóór waren de heeren Klep, Van Aken, Van Hal, De
Booy, Backer, Teychiné, Guljé, Smits, Sassen, Pels
Rijcken, Vreede, Van Mierlo en de voorzitter.
Tegen de heeren Van Dongen, Nelissen, Rombouts, Heij-
Jaerts en Van Dam.