268 24 October 4891. wenden om de telefoon tot een tak van staatsdienst te maken, en zegt, dat dewijl door de Belgische en Neder- landsehe regeeringen reeds over onderlinge verbinding wordt onderhandeld, het hem raadzaam voorkomt vooralsnog geen concessie te verleenen. Beter is de zaak in handen van den Staat dan in die van particulieren. Ook is alhier niet zoo groote behoefte aan telefonisch verkeer. Van de facul teit van telefonische aansluiting toch is slechts door één firma gebruik gemaakt. De voorzitter acht uitstel niet onraadzaam, als er ten minste uitzicht bestaat op het standkomen van hetgeen de heer Rombouts mededeelt. De heer Nelissen betoogt, dat wanneet' de Regeering de telefonie onder hare zorg zal nemen, waaromtrent nog enkel wenschen zijn geuit, dan toch in de communale verbinding moet voorzien worden. Ook heeft de Staat nog geen blijk gegeven dat hij zich met de voorgestelde zorg zal belasten. Voorts wijst spreker er op, dat de gemeente geen risico draagt. De heer Rombouts gelooft weldat de Minister de telefonie tot staatszorg zal maken. De handel heeft het meest belang bij onderlinge verbinding. In deze gemeente geldt het enkel een gemaksbelang. Als de Staat optreedtis dat beter voor allen, terwijl nu een concessie zou verleend worden voor 25 jaren, wat spreker bij het bestaande vooruitzicht niet gewenscht acht. De heer Nelissen uuoet doen opmerken, dat wat de heer Rombouts op het oog heeftis internationale verbinding. Van communale verbinding zal de heer Rombouts meent spreker nergens gelezen hebben. Spreker is er voor, de aanvrage niet van de hand te wijzen. De heer De Booij gaat met de zienswijze van den heer Rombouts niet mede. Wat de Maatschappij betreft, waar over deze sprak, die telt slechts 11 of 12 leden, en het zal met hare wenschen gaan als met die omtrent de freetrade, waarin zij nooit haar zin heeft gekregen. En wat de inter nationale verbinding aangaat, daarin ligt niet opgesloten, dat de gemeente daarbij zal worden opgenomen. Andere

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1891 | | pagina 268