24 October 1891.
269
gemeenten zijn Breda voorgegaan en niet is het raadzaam
te wachten op wat in het verschiet ligt. Spreker is vóór
het verleenen der concessie.
De heer Van Hal wenscht te vragen, of een bovengedeelte
van het raadhuis wel de geschikte plaats is voor centraal
bureaumet het oog op brandgevaar. Spreker beveelt
liever aan de localiteit boven het brandspuithuis aan de
Boschstraat.
De voorzitter zegt, dat die plaats enkel genoemd is als
voorbeeldmaar overigens dit punt wel aan de prudentie
van burgemeester en wethouders kan worden overgelaten.
De heer Rombouts, uitgaande van het beginsel, dat zal
bewilligd worden de aanvrage tot den aanleg eener telefoon,
heeft bezwaar tegen het verleenen van een uitsluitend recht
en tegen het brengen der telefoondraden bovengrondsdit
laatste met het oog op het daaraan verbonden gevaar van
het inslaan van den bliksem. Spreker vraagt, of de ge
leidingen niet ondergronds zouden kunnen gemaakt worden,
en als dat niet kan, stelt spreker voor, aan de voorwaarden
de volgende bepaling toe te voegen
»Hij zal alle palen en steunpunten op gebouwen moeten
«voorzien van eene inrichting, die gelegenheid geeft om de
«electriciteit van hooge spanning door onweder in den draad
«opgewekt naar de aarde te doen wegvloeien."
De heer Guljé maakt den vorigen spreker opmerkzaam
op art. 3 der voorwaardenen leest dit voordaaruit be
sluitende, dat als burgemeester en wethouders het aan
brengen van bliksemafleiders bepalen, dit alsdan behoort
tot de verplichtingen van den concessionaris.
Welk bezwaar kan er zijn vraagt de heer De Booy
om hetgeen de heer Rombouts heeft voorgesteld, in te
lasschen
Zoo even zegt spreker hoort hij in zijne nabijheid,
dat eene concessie, die geraadpleegd is, die bepaling bevat.
De heer Van Dam meentdat het voorgelezen artikel dooi
den heer Guljé wel op de gemeente, maar niet op particu
lieren betrekking heeft. Z, i. bestaat er alle reden om wel