276
5 December 1891.
De heer Van Dam kan dit voorstel niet steunen. De al
of niet geschiktheid van een leeraar kan afhankelijk zijn
van zijn karakter; men moet den titularis leeren kennen.
Daarom acht spreker beter de benoeming voor den tijd van
één jaar.
De heer Heijlaerts meent, dat men de bepaling later
weer zou kunnen revoqueeren.
De heer De Booy gelooft dat alles beslist kan worden
door de voordracht, welke personen bevat, voor wier ge
schiktheid geen vrees behoeft te bestaan. Spreker is er
alzoo voorden titularis definitief te benoemen.
De heer Pels Rijcken zegt dat curatoren wel de bekwaamste
hebben voorgesteld, maar het toch noodig hebben geacht
de benoeming niet definitief te doen plaats hebben, ten
einde te kunnen nagaan, of de benoemde aan de verwach
ting beantwoordt. Al wordt een jaar pensioen verloren,
een proeftijd is noodig, en het is aan den benoemde te
beslissenof hij zijne benoeming al of niet aanneemt.
De voorzitter zegt dat alsdan de benoeming zal zijn tijdelijk
voor een cursusjaar.
Daarop wordt overgegaan tot stemming, waarvan de uit
slag is dat verkrijgen de heeren:
J. F. Corstens 13 en
E. G. B. Blommendaal 5 stemmen,
zoodat tot leeraar in de oude talen aan het Gymnasium
alhier benoemd is de heer J. F. Corstens, doctorandus te
Leiden, op de aan die betrekking verbonden wedde, in te
gaan bij zijne indiensttreding, behoudens goedkeuring van
den Minister.
8°. Missive van burgemeester en wethouders van Breda,
dato 27 October 1891, n°. 801, ter benoeming van een
onderwijzer aan de openbare school, vacature Kokkeel,
voordragende
a. J. F. Thijssenonderwijzer aan de kostelooze school
(Pasbaau) te Breda
b. L. A. Jacobs, onderwijzer aan de kostelooze school
(Nieuwe huizen) te Breda;