7 Februari 1891.
27
de wegverlegging verbondenzullen moeten komen ten laste
van de Tramwegmaatschappij, die ook de brug zal te maken
hebbendoch naderhand is dit punt te regelen.
Kan alzoo de Raad vraagt de voorzitter zich ver
eenigen met het plan, zooals dit voorgesteld is door den
Minister?
Niemand der leden meer het woord verlangende,
wordt dienovereenkomstig zonder hoofdelijke omvraag
besloten.
2°. Missive van burgemeester en wethouders van Breda
van den 6den Januari 1891, n°. 30, houdende toezending,
ter voldoening aan artikel 14 van het reglement op de
openbare wegen en voetpaden in de provincie Noordbrabant,
van den ontworpen suppletoiren ligger van de twee nieuw
aangelegde dwarswegen, die het zoogenaamde Dijkje aan den
Westbuitensingel verbindenonder overlegging van een
proces-verbaal van de op den 5den Januari 1891na voor
afgegane kennisgeving, gehouden zitting door burgemeester
en wethouders tot het aanhooren van bezwarenwaaruit
blijkt, dat noch mondelinge, noch schriftelijke bezwaren
zijn ingebracht.
De voorzitter deelt mede, dat ook niet bij den Raad
binnen den vereischten tijdbezwaren zijn kenbaar geworden.
Niemand der leden voert verder het woord.
Vervolgens wordt de bovenbedoelde suppletoire ligger door
den Raad in dubbel opgemaakt, gelijk hij is ontworpen
door burgemeester en wethouders; met bepaling, dat een
dier exemplaren binnen acht dagen aan Gedeputeerde Staten
van Noorbrabant zal worden opgezonden en het andere zal
in bewaring gesteld worden ter secretarie dezer gemeente,
ter inzage van een-ieder.
3°. Voortzetting van de behandeling van bezwaarschriften
tegen den hoofdelijken omslag over 1890.
Wordt besloten dit punt te behandelen in besloten
vergadering.